‘Voetbal is oorlog’, zo luidt een bekende uitspraak van voetbalcoach Rinus Michels (1928-2005). Michels gebruikt deze oneliner – in navolging van George Orwell – voor het eerst in 1971 in een gesprek met het Algemeen Dagblad. Vanuit historisch perspectief kan Michels’ voetbalwijsheid ook omgedraaid worden: ‘Oorlog is voetbal’. Met name tijdens de Tweede Wereldoorlog nemen de nazi’s en NSB’ers voetbal uiterst serieus. Maar dat geldt ook voor Joden en anderen die zich tegen de Duitsers verzetten.
Übermenschen kunnen niet verliezen van Untermenschen, zo probeert Adolf Hitler in Mein Kampf duidelijk te maken. Tijdens de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn blijkt genadeloos het tegendeel. In het kloppende hart van het Derde Rijk wint de zwarte hoogspringer Cornelius Johnson op 2 augustus een gouden plak met een wereldrecord van 2.03 meter, terwijl ook de nummer 2 van Afro-Amerikaanse origine is. Voor Hitler is dit de aanleiding om vóór de huldiging van Johnson uit het stadion te vertrekken.
Hitler is nog niet teruggekeerd als in de dagen erop de zwarte hardloper Jesse Owens vier gouden medailles weet te winnen. Alsof dit voor de nazi’s nog niet triest genoeg is, krijgt de Duitse Mannschaft op 7 augustus met 0-2 klop van Noorwegen. Bij deze wedstrijd is Hitler wel aanwezig, maar de teleurstellend verlopen match is de laatste voetbalinterland die de Duitse dictator tijdens zijn leven bezoekt.
Het dappere PEC Zwolle
Rond het midden van de twintigste eeuw is er op de Nederlandse voetbalvelden sprake van veel antisemitisme. Met name Amsterdamse voetbalclubs hebben hier last van, vooral als ze op het platteland spelen. In sommige wedstrijden nemen de Joden echter wraak. In het begin van de Tweede Wereldoorlog speelt een Amsterdamse club tegen een NSB-gezinde plattelandsvereniging. Als de NSB-club in Amsterdam speelt, is de leiding in handen van de Joodse scheidsrechter Koopman. Deze Koopman speelt onder één hoedje met de Joodse spelers: hij besluit een oogje dicht te knijpen bij Amsterdamse overtredingen. Een ooggetuige vertelt:
‘We krijgen de vrijheid om te doen wat we willen. Allemaal jongens die niet bang zijn, zoals ik, en die meer schoppen dan voetballen, worden opgesteld. Driemaal moet de GGD eraan te pas komen om iemand op te halen die beschadigd is.’
Vanaf oktober 1941 is dit soort Joodse wraakacties niet meer mogelijk. Op last van de bezetter royeren vrijwel alle Nederlandse voetbalclubs hun Joodse leden. Clubs die weigeren NSB’ers aan te nemen – alleen PEC Zwolle en Unitas uit Gorinchem durven dit – worden door de Duitsers ontbonden. Van beide clubs vertrekt een prominent lid naar een concentratiekamp. Clubsecretaris Peters van PEC Zwolle gaat naar Kamp Vught, terwijl Huub Sterkenburg van Unitas in een buitenlands concentratiekamp de dood vindt.
Uitgefloten..?
Op 13 mei 1941 voltrekt zich in het Zuid-Hollandse Maassluis een ander voetbaldrama. Na een potje voetbal besluit een groepje van dertien jongens om nog even in de plaatselijke haven wat te gaan chillen. Daar ligt altijd een konvooi Duitse schepen dat – maar dat weten de jongens niet – de opdracht heeft om bij een fluitsignaal massaal de vlaggen te strijken, waarna de matrozen het scheepsruim in moeten gaan. De sfeer onder de tieners is jolig. Zonder er bij na te denken doet een van hen een fluitje in zijn mond en blaast erop. Meteen breekt de pleuris uit onder de Duitse matrozen. De mariniers begeven zich massaal op het dek om de scheepsvlaggen naar beneden te halen.
Het groepje jongens komt niet meer bij van het lachen. Zodra de gestreste matrozen de jongens echter in het vizier krijgen, springen ze aan wal en rennen op de jongelui af. De jongens bedenken zich niet en slaan op de vlucht. Maar ze worden al snel gepakt en meteen gevangengezet. De kwajongensstreek heeft een tragische nasleep. Zes van de dertien jongens moeten op transport naar een concentratiekamp, van wie er vier overlijden. De stad Maassluis krijgt daarbij een boete van 100.000 gulden opgelegd en de plaatselijke bevolking mag zich tot 1 juni 1941 niet meer ’s avonds na 20.00 uur op straat begeven.
Banden limousine Von Schirach lek gestoken
Na de annexatie van Oostenrijk (1938), dat in die tijd een Wunderteam heeft, hopen de nazi’s eindelijk weer een goede nationale ploeg te kunnen vormen. Maar de Duitse en Oostenrijkse speelstijlen blijken niet te verenigen. Sterker nog, er is sprake van onderlinge haat, met name van de kant van de Oostenrijkers. Op 17 september 1940 speelt Admira Wien in de Gauliga (zoals de Bundesliga dan heet) tegen Schalke ’04. Schalke is een van de favoriete clubs van de nazi’s, omdat zij tussen 1935 en 1939 geen wedstrijd heeft verloren. Het publiek meent na afloop dat de scheidsrechter, een Duitser uit Dresden, Schalke iets te opzichtig aan de overwinning heeft geholpen. Er schallen anti-Duitse spreekkoren van de tribune, overal ontstaan knokpartijtjes en de stenen vliegen door de lucht. De kwade Oostenrijkers slopen de spelersbus van Schalke en steken alle banden lek van de limousine van Baldur von Schirach, de leider van de Hitlerjugend.
Een latere wedstrijd van Schalke gaat evenmin naar wens, vooral vanwege het scoreverloop. Op de dag dat Duitsland Rusland binnenvalt, op 22 juni 1941, speelt Schalke ’04 in het Berlijnse Olympiastadion tegen Rapid Wien. Op het spel staat de winst van het ‘Groot-Duitse kampioenschap’. De 90.000 toeschouwers zien Schalke met 0-3 voorkomen. Op miraculeuze wijze komt Rapid Wien terug en wint de wedstrijd met 4-3. Na deze nederlaag verklaren de nazi’s dat ‘de betere ploeg’ helaas heeft verloren.
FC Start – Flakelf
Op 9 augustus 1942 is het Dynamo Kiev-stadion in Kiev, Oekraïne, de arena voor een legendarische voetbalwedstrijd die bekendstaat als de ‘dodenwedstrijd’. De Duitse bezetter heeft het voetbal in juni van dat jaar weer toegestaan in het Oosten, in een poging de anti-Duitse bevolking voor zich te winnen. Op het programma staat een wedstrijd tussen Flakelf, een formatie van Duitse militairen, en FC Start, een team van een lokale bakkerij met voormalige spelers van Dynamo Kiev. De Duitsers willen revanche voor een eerdere met 5-1 verloren wedstrijd tegen datzelfde team. Voor de nazi’s verloopt de revanchewedstrijd iets anders dan gehoopt. Ondanks de partijdige leiding van de SS-scheidsrechter, die de vele overtredingen en schwalbes in Duits voordeel beoordeelt, wint het Oekraïense FC Start met 5-3. Tot grote woede van de SS’ers gaat het Oekraïense deel van het publiek compleet uit zijn dak.
De vergelding volgt enkele weken later, als de Gestapo plotseling in de bakkerij verschijnt. Alle aanwezige Start-spelers moeten mee naar het hoofdkwartier van de Gestapo aan de Korolenko-straat in Kiev. Een van hen, een officier die werkt voor Stalins veiligheidsdienst NKVD, wordt ter plekke vermoord. De nazi’s sturen de rest van de Start-groep naar het werkkamp Siretz bij Babi Yar. Anderhalf jaar later, bij Duitse vergeldingsmaatregelen op 23 februari 1944, krijgen drie van hen de kogel.
The Story of FC Start
Verbod op interlandvoetbal
Op 20 september 1942 verliest het Duitse nationale elftal in eigen huis een vriendschappelijke wedstrijd tegen Zweden met 2-3. Minister van Propaganda Joseph Goebbels noteert het volgende:
“Honderdduizend man hebben het stadion gedeprimeerd verlaten. Het winnen van deze wedstrijd gaat hun meer aan het hart dan de verovering van de een of andere stad in het oosten.”
Om meer nederlagen te voorkomen en het moreel op peil te houden, verbiedt Goebbels verdere interlandwedstrijden op Duitse bodem. Mogelijk is Goebbels op de hoogte van de afgang van Flakelf in Rusland zes weken ervoor en vormt die nederlaag een aanvullend argument om verdere nationaalsocialistische sportschaamte te voorkomen.
21-0 in Dachau
Zelfs in de concentratiekampen is voetbal populair. Over Theresienstadt, een dodenkamp in Tsjechië, schrijft de Nederlandse auteur Gerhard Durlacher in Strepen aan de hemel (1985):
‘Ik zwerf door de tochtige gangen die de binnenplaatsen omgeven. De losse tegels klapperen onder mijn zolen. Door de halfronde bogen in de zwarte muren zie ik mannen lusteloos tegen een bal trappen.’
Vanaf 1943 spelen de gevangenen in Dachau regelmatig wedstrijden. In het voorjaar van 1944 wint hier een gevangenenelftal met 21-0 van de bewakers, gelukkig zonder kwalijke gevolgen voor de winnaars; althans in eerste instantie, want ze zitten natuurlijk wel in een dodenkamp. En ook in Auschwitz wordt op bevel van de SS af en toe een voetbalwedstrijd gespeeld, of een bokswedstrijd tussen Joden waarbij de verliezer veroordeeld wordt tot de gaskamers.
In het doorvoerkamp Westerbork start in het voorjaar van 1943 een voetbalcompetitie tussen Joodse elftallen, die blijft bestaan tot het najaar van 1944. Deze competitie past in de doortrapte kamppedagogie van commandant Albert Gemmeker. In Westerbork is er ook cabaret en zieke gevangenen gaan zo nu en dan naar het Academisch Ziekenhuis in Groningen. Alles dient één doel: de veroordeelden en de buitenwacht laten geloven dat de Duitsers geen kwaad in de zin hebben.
Bronnen ▼
– Ad van Liempt, Jacht op het verzet. Het meedogenloze optreden van Sicherheitsdienst en Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam: Balans, 2013).
– Jurryt van de Vooren, En toen was er sport. Verhalen uit de geschiedenis (Wormer: Inmerc, 2005).
– Evert de Vos, “Verliest den moed toch niet. Joodse voetbalclubs in Amsterdam 1908-1945” (afstudeerscriptie geschiedenis, Universiteit Leiden, 1999).
– Ana van Es, ‘Voetbal moest Joden in Westerbork het gevoel geven dat ze veilig waren’, De Volkskrant (20 april 2012).